Onze buurman van hoger op de heuvel (ciao Kees!) had een hele hoop hout overgehouden uit afbraakwerken en de enige fatsoenlijke manier om daar weer van af te raken was het ganse boeltje in de fik te steken.
Uiteraard moeten de weersomstandigheden daar redelijk perfect voor zijn (niet droog en geen wind) en moet diegene die het in brand steekt weten wat hij doet.
Jullie hadden het dus inderdaad goed geraden, ik mocht opnieuw enkel hulpje spelen en ons manusje-van-alles uit het dorp – Lino – zou beslissen wanneer, hoe en waar.
Plots was er hier op een ochtend een onvoorziene zomerstorm en regende het twee uren behoorlijk hard zodat Lino mij opbelde met de melding dat eens het droog was we er zouden voor gaan, vuurtje stook! Hij is trouwens lid van de plaatselijke brandweer en was uitgerukt met de kleine bluswagen teneinde bij eventueel onheil gepast te kunnen reageren.
Zo gezegd, zo gedaan, na regen komt hier bovendien echt zonneschijn en dus maakten wij één berg hout veilig ver genoeg van omliggende bomen, planten en takken, werd een beetje benzine over het geheel gegoten en hup, enkele tellen later een kampvuur waarvan menig boyscout of amateur gitarist enkel kan van dromen.
Twee uren later was er van hout geen sprake meer, Lino en ik waren wel ongeveer gekookt (warmte van het vuur én zonnestralen vormen een weinig aangename combinatie) maar goed, work done. Later op de dag werd de ashoop nog enkele keren nat gesproeid teneinde heropleving van de vlammen te vermijden, een laatste check ’s avonds en de heuvel kon gerust gaan slapen, we hebben geen bosbrand veroorzaakt,.
(Nicolas)